Populatie-menu
Het Populatie-menu kent de volgende opties:
Lees populatie
Lees hiermee een nieuw populatiebestand in. Selecteer de gewenste populatie uit de lijst met aanwezige populatiebestanden. Populatiebestanden hebben de extensie pop.
Toon variabele
Bekijk hiermee de verdeling van een variabele in de populatie bekijken. Nadat een variabele is geselecteerd in de lijst, wordt een histogram van de waarden van deze variabele getoond.
Steekproef-menu
Geef hiermee aan hoe het steekproefontwerp eruit moet zien. Het menu kent de volgende opties:
Doelvariabele
Selecteer hiermee de doelvariabele waarvoor het gemiddelde in de populatier moet worden geschat.
Steekproefontwerp
Stel hiermee het steekproefontwerp in. Geef aan hoe groot de omvang van de steekproef moet zijn. Kies ook of de steekproef met gelijke of ongelijke kansen moet worden getrokken.
Als de steekproef met ongelijke kansen moet worden getrokken, selecteer dan een hulpvariabele. De kansen zullen dan evenredig zijn aan de waarde van deze hulpvariabele.
Let op: Alleen die hulpvariabelen kunnen worden gebruikt waarvan alle waarden positief zijn. Verder kan bij het trekken met ongelijke kansen alleen het steekproefgemiddelde worden gebruikt als schatter.
Schatter
Selecteer hiermee de te gebruiken schatter. Kies uit vier verschillende schatters: de directe schatter (het steekproefgemiddelde), de quotiëntschatter, de regressieschatter en de post-stratificatie-schatter.
Als de quotiëntschatter, regressieschatter of de post-stratificatie-schatter is gekozen, selecteer dan ook nog een hulpvariabele.
De quotiëntschatter, regressieschatter en post-stratificatie-schatter zijn alleen te gebruiken als de steekproef met gelijke kansen wordt getrokken.
Let op: bij de post-stratificatie-schatter mag de hulpvariable maar ten hoogste 10 verschillende waarden aannemen, en deze waarden moeten volgnummers zijn die beginnen bij 1. Deze volgnummers duiden de strata aan.
Non-respons-menu
Geef hiermee aan of het programma non-respons moet genereren in de steekproeven. Gberuik dit menu ook om het genereren van non-respons weer uit te zetten. Het menu kent de volgende opties:
Genereer non-respons
Selecteer voor het genereren van non-respons eerst een non-respons-variabele. De kans op non-respons wordt afhankelijke gemaakt van de waarden van deze variabele
Geef vervolgens aan welke non-respons-kans hoort bij de kleinste waarde van deze variabele, en welke non-respons-kans hoort bij de grootste waarde van deze variabele. Voor alle tussenliggende waarden berekent het programma het non-respons-kans met behulp van interpolatie. De kansen moeten worden ingevoerd in de vorm van percentages. Het percentage moet minimaal gelijk zijn aan 1. Het mag niet hoger zijn dan 99.
Volledige respons
Zet hiermee het genereren van non-respons weer uit.
Simulatie-menu
Stel met de opties in het dit menu stel het simulatieproces in. Hier kan de simulatie ook daadwerkelijk worden gestart. Het menu kent de volgende opties:
Instellingen
Hiermee stel je de parameters voor het simulatie proces in:
-
Geef met de eerste parameter (Type uitvoer) geef aan wat er precies op het scherm moet komen. Kies uit een histogram van de verdeling van de schatter of 95%-betrouwbaarheidsintervallen.
-
Stel met de tweede parameter (Simulaties) het aantal simulaties in. Dit is het aantel steekproeven dat moet worden getrokken. Dit aantal staat in eerste instantie op 100, maar elke waarde tussen 2 en 1000 kan worden ingevuld.
-
Stel met de derde parameter (Schaling) de schaal in van de x-as van de grafiek in. Vul een beginwaarde en een eindwaarde in. Het is ook mogelijk een steekproefomvang in te vullen en dan op de knop Stel in te drukken. De beginwaarde van de x-as wordt dan gelijk genomen aan de kleinste waarde die de schatter bij deze steekproef kan aannemen. Voor het eindpunt van de x-as wordt de grootste waarde genomen die de schatter kan aannemen.
-
Geef met de vierde parameter (Compressie) aan hoe sterk het histogram in vertikale zin in elkaar gedrukt moet worden. Kies uit de waarden 1 t/m 4. De waarde 1 betekent geen compressie. De waarde 4 betekent dat het histogram met een factor 4 in elkaar wordt gedrukt. Alle waarden worden dan door 4 gedeeld.
Begin
Als een doelvariabele, steekproefontwerp en schatter zijn gekozen, en de parameters van het simulatieproces zijn ingesteld, wordt met deze optie de simulatie gestart. Er verschijnt een nieuw venster op het scherm.
De verticale rode lijn in de grafiek geeft het populatiegemiddelde van de doelvariabele aan. Dit is de waarde die met de steekproeven moet worden geschat.
Onder de grafiek staan de volgende knoppen:
-
Volgende. Druk op deze knop om het programma de volgende steekproef te laten trekken. Daarna wordt de schatting berekent. Deze wordt in de grafiek weergegeven als een klein groen blokje. Met deze knop wordt het simulatieproces dus stap voor stap uitgevoerd.
-
Automatisch. Na klikkeb op deze knop verloopt het simulatieproces verder automatisch. Alle steekproeven worden achter elkaar, zonder tussenkomst, getrokken. Het is niet meer mogelijk dit proces te onderbreken. Het loopt door tot alle steekproeven zijn verwerkt.
-
Statistiek. Na klikken op deze knop verschijnt een numeriek overzicht met de resulaten van de simulatie.
-
Bewaar. Na klikken op deze knop slaat het programma de grafiek op in de vorm van een bitmap-bestand (met extensie bmp).
Help-menu
Het Help-menu kent de volgende opties:
SimSam help
Deze optie geefttoegang tot het help-systeem van SimSam.
Over dit programma
Deze optie geeft enige informatie over het programma (versienummer) en de maker.
|